De Amsterdamse Joffers
Vanaf 1 oktober te zien in Museum Villa Mondriaan: De Amsterdamse Joffers. Ansingh, Bauer-Stumpff, Van den Berg, Bodenheim, Van Regteren Altena, Ritsema, Surie en Westendorp-Osieck leerden elkaar kennen tussen 1893 en 1908 op en rond de Rijksakademie in Amsterdam. Een aantal van hen studeerde er tegelijk met Mondriaan. De kunst- markt en geschiedenis richtten zich op innovatie, zoals het werk van Mondriaan. Hij groeide met zijn vernieuwende geometrisch-abstracte composities uit tot een wereldberoemd kunstenaar. De Joffers werden daarentegen met hun figuratieve stillevens en portretten minder gewaardeerd door de kunstcritici in die tijd. Toch waren zij succesvolle kunstenaressen, waarmee ze zich onderscheidden in de mannelijke kunstwereld. Villa Mondriaan tilt de Amsterdamse Joffers dit najaar uit de vergetelheid.
De naam Amsterdamse Joffers werd in 1912 door kunstcriticus Albert Plasschaert geïntroduceerd. De individuele kunstenaressen die hij daarmee aanduidde verschilden onderling teveel om van een kunstenaarsgroep te spreken, maar de naam werd wel door de Joffers gebruikt om gezamenlijk te exposeren en zich staande te houden in de, door mannen gedomineerde, Nederlandse kunstwereld. Tot ver in de twintigste eeuw was de opvatting dat de bestemming van de vrouw in het huwelijk en het moederschap lag en zij dus niet haar eigen geld mocht verdienen. Desondanks kozen de Joffers met volle overtuiging voor het professionele kunstenaarschap.. en met succes.
De Amsterdamse Joffers waren afkomstig uit de gegoede burgerij en een aantal van hen kwam uit een artistieke familie. Ook ontstond er in de loop van de negentiende eeuw meer acceptatie naar kunstenaressen. Dat wil echter niet zeggen dat de obstakels voor vrouwen om zich als professioneel kunstenares te kunnen ontwikkelen en profileren allemaal waren weggenomen. Enkele Joffers maakten bijvoorbeeld mee dat de directie van de Rijksakademie stevig verzet bood tegen het studeren naar levend naaktmodel door vrouwen, wat pas in 1895 toegestaan werd. In de kunstkritiek werd het werk van de Joffers steeds aan hun sekse afgemeten en vaak als deftig, charmant of elegant omschreven. Villa Mondriaan geeft de Joffers nu een podium, wat hen lange tijd was ontzegd.
Hoewel aan het einde van de negentiende eeuw een modernistische kunststijl ontstond, richtten de Joffers zich nog op het maken van impressionistisch werk. De Amsterdamse Joffers maakten figuratieve beelden als stillevens en portretten, waardoor ze zich onderscheidden van de opkomende modernistische stijl. Hierdoor werd hun kunst echter wel gezien als ‘traditioneel’. De Joffers voeren tegen de koers in door te kiezen voor een eigen kunst en uitzonderlijk voor hun tijd waren ze kunstenaressen die met het maken van kunst hun eigen kost verdienden. Het werk van de Joffers wordt nu voor het eerst sinds lange tijd weer zichtbaar voor publiek. Op zaterdag 1 oktober is de opening van De Amsterdamse Joffers in museum Villa Mondriaan.
De nieuwe tentoonstelling creëert aandacht voor de Amsterdamse kunstenaressen door hun werk te exposeren, maar ook was er in oktober een kunstgeschiedeniscursus te volgen om dieper in te gaan op de Amsterdamse Joffers. Iedere Joffer ontwikkelde ook haar eigen stijl, waar onder andere over gesproken is tijdens de bijeenkomsten.